Close
tijdschriftpersoonsgerichte
experiëntiële
psychotherapie
Procesgericht
Existentieel
Interactioneel
Integratief

Nummer 1 2022

TEN GELEIDEÁrpi Süle - 60–1 (2022)

Met dit nummer beginnen we aan de 60ste jaargang van ons tijdschrift. Een erg indrukwekkende leeftijd, vond ik, en dit inspireerde me om op Nieuwjaarsdag in het verleden te duiken. Maar hoe moet ik de geschiedenis ophalen? Het internet bestond toen nog niet, dus daar moest ik het niet zoeken. Gelukkig vond ik in het ‘ten geleide’ van het eerste nummer van 1997 een samenvatting van de vroege geschiedenis van ons tijdschrift onder de titel: ‘Zonder historie geen heden, zonder heden geen toekomst’ – geschreven door onze toenmalige eindredacteur, Hans Peters (1997). Als inleiding voor dit jubileumjaar wil ik u deelgenoot maken van enkele vondsten tijdens mijn reis in het verleden (lees: ons archief).

Vanuit het ‘ten geleide’ van Hans Peters werd me duidelijk dat we de eerste 22 jaar moeilijk kunnen spreken van een tijdschrift. Het betrof toen het Mededelingenblad van de toenmalige Nederlandse vereniging de VRT. Even ter verduidelijking voor de Vlaamse lezers: neen, het gaat hier niet over de Vlaamse openbare omroep maar over de Vereniging voor Rogeriaanse Therapie. (Een benaming die Rogers trouwens niet erg apprecieerde.) Deze naam veranderde in 1996 in Vereniging voor Cliëntgerichte Psychotherapie en in 2016 kreeg de vereniging haar huidige naam: Vereniging Persoonsgerichte experiëntiële Psychotherapie. Dit betekent dus dat de VPeP dit jaar ook haar zestigste verjaardag viert en daarmee wil ik alle leden en zeker alle huidige en oud-bestuursleden feliciteren.

In 1984 kreeg Ruut Eisinga de opdracht om aan het Mededelingenblad een andere vorm en meer inhoud te geven en begonnen er artikelen in te verschijnen. In 1989 werd de naam gewijzigd in VRT- Periodiek en nam Hans Snijders de taak van redacteur over. Vrij snel bleek echter dat deze taak voor één persoon te veel was en in 1990 hebben Piet Bouwens en Hans Peters zich bij de redactie gevoegd en om de Vlaamse collega’s te vertegenwoordigen ook Bernard Sabbe.

In 1993 kreeg het VRT-Periodiek de ondertitel: Tijdschrift voor Cliëntgerichte gesprekstherapie en werd in 1994 omgedoopt tot Tijdschrift voor Cliëntgerichte Psychotherapie. De jaren die daarop volgden groeide en professionaliseerde het tijdschrift verder. Hans Peters nam de fakkel van het eindredacteurschap over, er werd een redactieraad samengesteld en er kwamen nieuwe (ook Vlaamse) redactieleden bij.

In 1997 kreeg het tijdschrift zijn huidige structuur en werd het het gemeenschappelijke wetenschappelijk vakblad van de Nederlandse en Vlaamse verenigingen. In die zin vieren we dit jaar ook het 25-jarige jubileum van deze samenwerking. Dat was trouwens ook het moment waarop De Tijdstroom erbij kwam als uitgever, een samenwerking die tot 2015 geduurd heeft. In het eerste jaar was het een uitgave in een grijze omslag maar vanaf 1998 kreeg het tijdschrift de rode kaft die de meeste lezers zich waarschijnlijk nog goed herinneren. Eind 2002 heeft Hans Peters de redactie verlaten en werd Annemarie Snijder hoofdredacteur en is dat gebleven tot 2012. Vanaf dat moment voelt het voor mij al als recent verleden gezien toen Wies Verheul hoofdredacteur werd en ze vandaag nog steeds in de redactie zit. Onder haar leiding zijn we in 2016 gaan samenwerken met vormgeefster Lian Oosterhoff van Carta en sindsdien verschijnen we in een iets groter formaat en krijgt het tijdschrift elk jaar een nieuwe kleurencombinatie.

Ik besef dat zo’n korte samenvatting van zestig jaar geschiedenis per definitie tekort doet aan heel veel mensen die meegewerkt hebben aan het tijdschrift, niet in het minst al de redacteuren die meestal jarenlang hun vrije tijd gespendeerd hebben in de totstandkoming ervan. Het zou te ver voeren om al die namen hier te noemen, toch wil ik ze allemaal bedanken voor hun werk en inzet.

Bij het grasduinen in de oude nummers ben ik veel interessante bijdragen tegengekomen, die naar mijn gevoel nog steeds relevant zijn en soms zelfs gedachten die voor mij vernieuwend waren. Ik vond ook artikelen terug die ik ooit nog tijdens mijn opleiding voor een of andere seminarie moest lezen waarover ik dacht dat ik die allang vergeten ben. Nu, tijdens het doorbladeren, ben ik soms tot het besef gekomen dat ik bepaalde gedachten toch opgeslagen heb en bijvoorbeeld in supervisies doorgeef. Maar blijkbaar zonder me de bron ervan te herinneren. Het verbaasde me af en toe ook namen van auteurs tegen te komen in oudere nummers die soms vandaag ook nog een bijdrage leveren aan het tijdschrift in de vorm van een congresverslag of een boekbespreking – mensen die ik als hoofdredacteur slechts via e-mail ken en die ik soms veel jonger inschatte.

Het is ook interessant om te zien hoe het gewicht van de inhoudelijke rubrieken veranderde door de jaren heen. In het midden jaren ‘90 waren er heel veel boekbesprekingen, soms zelfs achttien in één nummer! Men maakte er zelfs aparte categorieën in, bijvoorbeeld boeken over groepstherapie, kindertherapie, het zelf, psychosomatiek, counseling, psychiatrie en divers (1994/1). Die boeken waren weliswaar heel breed genomen vanuit het domein van de psychotherapie maar je moest ook telkens genoeg mensen vinden om deze te bespreken.

Als ik met de ogen van een hoofdredacteur door deze oude nummers blader, vallen er verschillende dingen me op en waarover ik me verwonder. Tot eind ‘97 moest men een manuscript per post in drievoud opsturen. Hoe kregen mijn voorgangers het allemaal klaar om die artikelen op die manier te redigeren? Het lijkt vandaag onmogelijk om ma- nuscripten in een envelop rond te sturen, waarop verschillende redacteuren dan met ‘hun kribbel’ bemerkingen maken en dat dit op het einde ook nog begrijpelijk moet zijn voor de auteur. Vanaf ‘98 vroeg men om de manuscripten (naast de drie exemplaren) ook op een diskette mee te sturen. Dat zal al een hele verbetering geweest zijn, maar wetende hoe gevoelig die diskettes waren, kan ik me voorstellen hoeveel tijd en energie is gaan zitten in het herstellen van beschadigde documenten. In het begin waren de correspondentie-adressen uiteraard ook gewoon postadressen. Het eerste e-mailadres vond ik terug in de jaargang van 1999, naast een postadres. Geleidelijk werd het meer en meer een gewoonte dat er ook een e-mailadres bij stond en het is vanaf 2014 dat we enkel het e-mailadres aangeven voor correspondentie. Ik kwam ook tot het besef dat men zich vroeger meestal ook met zijn of haar correspondentie-adres situeerde binnen het werkveld. Een ‘personalia’ zoals we dat nu kennen, waarmee auteurs hun werksituatie in enkele zinnen voorstellen, bestond vroeger nog niet. In de jaren ‘90 werd het bij sommige auteurs af en toe in een voetnoot geplaatst, maar het is helemaal niet duidelijk wanneer wel en wanneer niet. Dit werd systematisch vanaf het moment dat alleen het e- mailadres vermeld werd. Sinds het nieuwe format in 2016 doen we dit consequent op het einde van een artikel of praktijkbijdrage, later ook bij de verslaggevers van congressen en sinds het vorige nummer ook bij de boekrecensenten. Sinds 2009 hebben we ook een eigen website. Dingen die vandaag allemaal zo vanzelfsprekend lijken en waarvan ik me niet meer kan voorstellen hoe we het zonder gekund hebben.

Het doet deugd om te merken dat vanuit onze rijke geschiedenis ook een boeiende toekomst kan voortkomen. In dit nummer krijgt u twee artikelen te lezen die gegroeid zijn vanuit eindwerken van specialisatie-opleidingen. In het eerste staat Trees Depoorter stil bij het thema ambiguïteit dat als een existentieel gegeven onlosmakelijk deel uitmaakt van ons leven. In therapie hebben we vaak de taak om onze cliënten te helpen zich te verhouden tot de tegenstrijdigheden in zichzelf en in hun leven. Ze introduceert hierbij het begrip ‘existentiële draag-kracht’ die nodig is om met de ambiguïteit van het leven om te gaan.

Meerstemmigheid komt op een andere manier aan bod in het artikel van Hanne Roelandt over de rol van empathie in groepstherapie. Aan de hand van voorbeelden vanuit een psychotherapiegroep in een forensische setting, illustreert ze haar stelling dat in groepstherapie deze grondhouding op verschillende niveaus een rol speelt. Ze beschrijft drie ruimten waarin de empathische afstemming van de groepstherapeut telkens een andere functie heeft.

De praktijkbijdrage van Maaike Afschrift sluit naadloos aan bij het artikel van Trees Depoorter over het omgaan met ambiguïteit in therapie. Het is een mooi verhaal van een therapiesessie waarin ze ook de gelaagdheid van ons werk en het menselijke van onze therapierichting illustreert.

In de onderzoeksrubriek wordt een kwantitatieve studie besproken over zingevingsprofielen van cliënten in het begin van hun therapieproces. Siebrecht Vanhooren verwees naar het belang van deze studie in zijn lezing op het gemeenschappelijke congres van afgelopen najaar.

Marcel Gerrits Jans staat stil in zijn column bij het Afrikaans gezegde ‘it takes a village to raise a child’ en wat dit vandaag in de jeugdhulpverlening kan betekenen.

Onder de congresverslagen krijgt u bespreking van vier interessante evenementen die in het najaar plaatsvonden. Daphne Surink roept het gemeenschappelijke congres van de VPeP en de VVCEPC weer tot leven dat na een jaar uitstel in Grobbendonk plaatsvond. Onze vaste verslaggever, Heidi Deknudt, geeft haar indrukken weer van het achtste CELEVT-congres. Mia Leijssen volgde voor ons het vierde symposium van PCE Europe dat door de coronapandemie online plaatsvond. Ten laatste brengt Rien Bakker verslag uit over de Dag van de Psychotherapie.

Alhoewel we deze keer geen achttien boekbesprekingen kunnen presenteren, vinden we de volgende vier wel de moeite waard om te lezen. Gerke Verthriest geeft een mooie bespreking van het boek van Frans Depestele over zijn procestheorie van somatisch ziek-zijn. Angelique Timmerman heeft voor ons een boek gelezen over single-session counseling en vat haar indrukken helder samen. Een boek over mensenkennis dat geschreven is door een illusionist wordt door Hilde Libbrecht onder het licht gehouden en Árpi Süle bespreekt een boek over psychedelica.

En om in de feeststemming te blijven, willen we met de redactie Greet Vanaerschot feliciteren die tijdens de Dag van de Psychotherapie de Wim Trijsburgprijs in ontvangst mocht nemen. Het is een mooie beloning voor haar jarenlange werk waarmee ze ons gedachtegoed niet alleen verder ontwikkelde maar ook in de bredere psychotherapiewereld bekend maakte. Greet, proficiat!

Árpi Süle

Geïnteresseerden kunnen dit ‘ten geleide’ van Hans Peters nu ook lezen in het 1997-1 nummer.

Het tijdschrift Persoonsgerichte experiëntiële Psychotherapie is het wetenschappelijke tijdschrift voor professionals in de GGZ in Nederland en Vlaanderen die werken vanuit of affiniteit hebben met het persoonsgerichte (client centered) referentiekader.